Inleiding
Dit blog fungeert als bewijs van mijn pedagogische inzichten en handelingen. Het toont aan hoe ik een veilige, ondersteunende en stimulerende leeromgeving creëer, met aandacht voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de leerlingen. Ook leg ik uit hoe ik de pedagogische benadering en het onderwijs pedagogisch relevant houd.
Via praktijkvoorbeelden demonstreer ik mijn pedagogische keuzes en het daarmee samenhangende leerklimaat.
Veiligheid vanuit kernwaarden 2College Durendael
2College Durendael hanteert de volgende kernwaarden:
– Ambitieus
– Samen
– Positief
– Puur
Door de kernwaarden ‘puur’ en ‘positief’ te hanteren, waarborg ik de veiligheid van leerlingen. ‘Puur’ houdt in dat leerlingen zichzelf kunnen zijn. Ik streef ernaar een omgeving te creëren waar elke leerling zich geaccepteerd en gewaardeerd voelt, ongeacht hun unieke kenmerken. Ik communiceer open en eerlijk, wat leerlingen het vertrouwen geeft om hun gedachten en gevoelens te delen.
Positiviteit bevorder ik door successen te vieren en groei aan te moedigen. Ik zie fouten als leermomenten, waardoor leerlingen zich veilig voelen om risico’s te nemen in hun leerproces. Meer hierover in mijn blog over de acht ideeën van Seymour Papert.
Deze kernwaarden pas ik als docent toe in mijn dagelijkse interacties met leerlingen, wat bijdraagt aan een veilige en ondersteunende leeromgeving. Zo helpen de kernwaarden ‘puur’ en ‘positief’ bij het creëren van een veilige schoolomgeving voor alle leerlingen.
Feedback vanuit mentoren
Ik heb de mentoren om feedback gevraagd over hoe ik de veiligheid van de leerlingen waarborg. Ik werk nu al twee jaar samen met Lobke Bakx en Esther de Rijke voor de basisjaren 1 en 2. De feedback van Lobke en Esther over het waarborgen van veiligheid staat hieronder vermeld.
Lobke Bakx:
Esther de Rijke:
(definitieve tekst volgt)
Waarborgen veiligheid via communicatie met mentoren
Hier is een overzicht van diverse gesprekken die gevoerd worden in teams met mentoren. In het kader van veiligheid komen de volgende onderwerpen aan bod:
– Spanningen tussen leerlingen of tussen groepen leerlingen
– Zorgwekkende uitspraken gedaan via Teams
– Opvolging van verwijderingen samen met ouders en leerlingen
– Bezorgdheid over prestaties
– Bezorgdheid over afwezigheid
– Groepsvorming
– Mogelijkheden voor groei en het bevorderen van welzijn op school
Communicatie STOP
In sommige situaties kan een leerling de veiligheid van de groep of zichzelf in gevaar brengen. Voorbeelden hiervan zijn pestgedrag of onverantwoordelijk gedrag in het technieklokaal. In dergelijke gevallen bestaat de mogelijkheid om de leerling tijdelijk naar de STOP-ruimte te sturen om na te denken over zijn of haar gedrag. In zeer ernstige gevallen kan een verwijdering overwogen worden.
De acht ideeeën van Seymour Papert en het constructionisme
Tijdens de feedbacksessie over het ontwikkelen van mijn visie wees mijn docente Mandy Stoop mij op het constructionisme en de ideeën van Seymour Papert. Veel van zijn concepten heb ik intuïtief gebruikt in eerdere projecten. De ideeën van Seymour Papert bieden een uitstekende basis voor het creëren van een veilige, ondersteunende en stimulerende leeromgeving waar leerlingen veilig kunnen ontwerpen en creëren.
Hieronder volgt de relatie van de ideeën van Papert met een omgeving die stimulerend, ondersteunend en veilig is.
Leren door te doen: We leren beter wanneer het leren onderdeel is van iets wat we interessant vinden. We leren nog beter wanneer we het leren nodig hebben om iets te maken wat we graag willen hebben.
(Stimulerend)
Technologie als bouwmateriaal: Door technologie te gebruiken om nieuwe dingen te maken kun je veel interessantere dingen bouwen. Daardoor is het weer mogelijk om veel meer te leren. Mooi is ook het gebruik van digitale technologie, waardoor je veel sneller aanpassingen kunt maken. (Stimulerend)
Hard Fun: We leren het beste wanneer we lol hebben in wat we doen, maar dat betekent niet dat het makkelijk moet zijn! De beste lol is ‘hard fun’: hard moeten werken met uiteindelijk een bevredigend resultaat.
(Stimulerend)
Leren leren: Voor veel mensen is leren iets wat alleen gebeurt wanneer iemand anders je iets uitlegt. Dit maakt leren iets passiefs, en zo kun je nooit leren wat je nodig hebt. Je bent zelf eigenaar van het leren, en daar moet je dus ook actief mee aan de slag gaan.
(Stimulerend)
Tijd nemen: Veel leerlingen zijn gewend om te werken in korte periodes. Na 15 minuten is een werkvorm afgelopen, na 50 minuten is het tijd voor een leswissel. Op die manier worden leerlingen passief: als niemand zegt wat ze moeten doen zijn ze verveeld. Het leven werkt anders: je moet leren zelf met tijd om te kunnen gaan, en de tijd te nemen voor projecten die er toe doen.
(Veilig)
Fouten maken moet: Niks belangrijks werkt meteen de eerste keer. Je moet fouten maken, proberen en experimenteren. Vervolgens kijk je terug naar wat er gebeurt is, zodat je het een volgende keer anders kunt doen. Om succes te hebben moet je de vrijheid hebben om het ook niet goed te doen.
(Veilig)
Zo leraar zo leerling: Iedereen is altijd aan het leren. Als docent heb je veel ervaring, maar dat betekent niet dat het leren daarbij ophoud. Laat dit ook zien aan je leerlingen: soms gaan dingen niet makkelijk, en juist dat laten zien is erg leerzaam.
(Ondersteunend)
(Veilig)
(Stimulerend)
De digitale wereld: We zitten in een digitale wereld, waarbij digitale technologie net zo belangrijk is als lezen en schrijven. Het leren werken met deze technologie is dus essentieel, zodat de mogelijkheden nu gebruikt kunnen worden.
(Stimulerend)
Samenvatting:
De ideeën van Seymour Papert creëren een stimulerende leeromgeving die de leerling vooral aanzet tot leren. Door de leerling tijd en ruimte te geven, ontstaat een veilig gevoel. Papert staat de leerling toe de tijd te nemen om het project betekenisvol te maken en fouten te maken. Een treffende uitspraak is: “Als ik meer fouten maak dan jij, dan heb ik meer geleerd!”
“Zo leraar, zo leerling” raakt alle facetten: het is stimulerend, veilig en ondersteunend.
De leraar toont kwetsbaarheid en geeft het goede voorbeeld door fouten te maken, zichtbaar voor de leerlingen. Beter nog, samen met de leerling fouten maken. De leraar biedt maximale ondersteuning door zich kwetsbaar op te stellen en zich ondergeschikt te maken aan het proces. De leraar zorgt ook voor een veilige leeromgeving door zich te richten op het leerproces in plaats van op een beoogd eindresultaat. Bovendien vangt de leraar de eerste spreekwoordelijke ‘klappen’ op en laat de leerling zien dat het niet erg is om niet alles van tevoren te weten en dat trial-and-error best toegestaan is.
Morele ontwikkeling van de leerling
Het morele kompas van het stoïcisme wordt krachtig en bondig uitgedrukt in “Overpeinzingen” van de Romeinse keizer Marcus Aurelius. Dit boek biedt een pragmatische methode voor moreel handelen. Ik ben ervan overtuigd dat een resultaat bestaat uit twee componenten: wat iemand heeft gedaan en hoe het is gedaan. Het is deze ‘hoe’ die ik bedoel met moreel handelen. Marcus Aurelius vat moreel handelen samen in drie principes:
– Objectief oordeel
– Onbaatzuchtige actie
– Bereidwillige acceptatie
Deze principes, ontleend aan de stoïcijnse filosofie, onderstrepen het belang van onze innerlijke houding en intenties, zelfs wanneer externe omstandigheden beperkend zijn.
In mijn blog “Play Your Way to Knowledge” bespreek ik het belang van het gebruik van rubrics. Werkhouding, een onderdeel van de beoordeling in het rubric-ontwerp, vertegenwoordigt mijn visie op ethisch handelen, geïnspireerd door de drie principes van Marcus Aurelius, toegepast in het onderwijs.
Onderstaand deze vertaling:
-Ik ben leergierig tijdens de lessen.
-Ik ben behulpzaam naar mijn teamgenoten toe.
-Ik neem verantwoordelijkheid voor het bereiken van mijn leerdoelen.
Morele ontwikkeling volgens Kohlberg
In mijn blogpost over de ontwikkelingstheorieën van Piaget, Kohlberg en Erikson analyseer ik het gedrag van leerlingen in relatie tot deze theorieën. Daarnaast licht ik toe hoe bepaalde benaderingen in specifieke onderwijssituaties volgens deze theorieën effectief zouden kunnen zijn, of juist niet.
No Results Found
The page you requested could not be found. Try refining your search, or use the navigation above to locate the post.
Ontwikkelingstheorie concreet naar de onderwijspraktijk van het VMBO.
Gezien de leeftijd van VMBO-leerlingen, twaalf tot zestien jaar, is het bijzonder interessant om te observeren dat rond het twaalfde levensjaar een overgang naar een nieuw ontwikkelingsstadium plaatsvindt. Dit biedt de mogelijkheid om een kernvraag te stellen aan een VMBO-leerling in de onderbouw, waarmee een ontwikkelingsstadium kan worden vastgesteld (binnen een bepaalde marge). Hierdoor kan vervolgens het gedrag, teruggevoerd naar een bepaald stadium, worden verklaard.
Hieronder beschrijf ik wat dit betekent in het geval van Kohlberg. Dit is van belang voor het toepassen van de inzichten van het stoïcisme van Marcus Aurelius. De leerlingen zullen deze inzichten namelijk autonoom of onder invloed van externe prikkels toepassen. Hieronder zal ik dit nader toelichten.
De ontwikkelingstheorie van Kohlberg:
Pre-conventioneel stadium (ongeveer van 0 tot 10 à 12 jaar)
In deze periode ontwikkelt het ‘moreel besef’ bij kinderen zich. Ze leren wat ‘goed’ of ‘fout’ is door
hoe volwassenen op hun gedrag reageren. Ze experimenteren met gehoorzaamheid. Een kind
kan nog niet goed snappen waarom de regels zijn zoals ze zijn. Straf krijgen of beloond worden is
daarom de maatstaf voor of iets mag, of niet mag. Kinderen kunnen zich wel aan regels houden,
maar alleen in het bijzijn van een volwassene. Bovendien draait het bij kinderen in deze fase om
eigen behoeftebevrediging: ze willen best iets aardigs doen voor een ander, maar willen daar wel
iets voor terug.
Conventioneel stadium (ongeveer van 10 tot 18 jaar)
Kinderen in dit stadium hebben al een idee van ‘goed’ en ‘fout’, omdat ze de normen en regels
van opvoeders om hen heen overnemen en toepassen. Een kind kan zelf beseffen dat het iets
fout heeft gedaan en berouw krijgen, ook als het geen straf heeft gekregen. Hun geweten
ontwikkelt zich. Het welzijn van anderen en rechtvaardigheid zijn belangrijk in het oordeel van
kinderen in deze fase en hun denken is nog helemaal gebaseerd op de groepsnorm, niet op hun
eigen denkwijze. Veel pubers bevinden zich ook nog in dit stadium en zijn dan sterk gericht op
goedkeuring van anderen.
Kernvraag:
Is een leerling in staat is om, in zekere mate, autonoom gewenst gedrag te vertonen gebaseerd op de principes van het stoïcisme van Marcus Aurelius. Of heeft een leerling voortdurend een docent nodig om gewenst gedrag te handhaven en ongewenst gedrag te corrigeren?
Experiment “Afspraken en gedrag”
Een boeiend experiment was als volgt. Een eerstejaars kaderklas werd uitdagender in klassenmanagement naarmate het einde van het jaar naderde. Ik gaf de klas de opdracht om in kleine groepjes via een presentatie de volgende vragen te beantwoorden: 1) Wat zijn de regels van techniek? 2) Waar gaan we de mist in? 3) Hoe kunnen we dit verbeteren?
Deze opdracht leverde waardevolle inzichten op, die via de links te bekijken zijn. Mijn inzicht was het belang van praten met de leerling, in plaats van over de leerling.
Sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling
Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen bestaat ook een ontwikkelingstheorie, namelijk die van Erikson.
Erikson hanteert een andere benadering met betrekking tot stadia dan Kohlberg. Volgens Erikson kunnen de gevolgen van het niet succesvol doorlopen van een eerder stadium levenslang zijn. Om deze reden neemt Erikson de stadia tot het 12e levensjaar in overweging. Kohlberg daarentegen beschouwt de stadia vóór en ná het 12e levensjaar.
Sociaal-emotionele ontwikkeling volgens Erikson
De ontwikkelingstheorie van Erikson:
4. Vlijt vs minderwaardigheid (6 – 11 jaar)
Op de lagere school oefenen kinderen hun vaardigheden en leren ze met anderen samen te werken. Een teveel aan negatieve ervaringen hierbij, kan leiden tot gevoelens van incompetentie en minderwaardigheid. Positieve ervaringen leggen de basis voor ijverigheid (vlijt) in het latere leven.
5. Identiteit vs rolverwarring (12 – 20 jaar)
Een adolescent probeert een antwoord te krijgen op de vragen “Wie ben ik,” en “Welke plaats heb ik in de samenleving?” De adolescenten zoeken hun positie op basis van zelfgekozen waarden en beroepsambities en leggen het fundament voor hun verdere identiteit. Als dit niet lukt, dan raken ze verward over die rol, die ze als volwassene kunnen en willen vervullen.
Kernvraag:
Heeft een leerling geloof in eigen kunnen, bij starten van een uitdagende opdracht? Of legt de leerling zichzelf er snel bij neer, in de overtuiging dat het toch niet zal lukken.
Effect “Play Your Way to Knowledge” op theorie van Erikson
Een cruciaal onderdeel van de methode “Play Your Way to Knowledge” is de rol van de “Faciliterende Coach”. Bij correcte uitvoering van deze rol ontstaat er een evenwicht tussen het creëren van obstakels en het oplossen ervan, wat leidt tot een succeservaring bij de leerling.
De vaardigheid van de coach ligt in het zodanig definiëren van de taak dat er strategische hindernissen ontstaan. Het overwinnen van deze hindernissen ziet de coach als betekenisvolle momenten die gekoppeld kunnen worden aan kennis, leerresultaten en leerdoelen. Hiervoor creëert de coach een omgeving waar aantrekkelijk fysiek lesmateriaal aanzet tot het formuleren van een boeiend doel.

“Play Your Way To Knowledge” theoriën en concepten
InleidingTijdens mijn bezoek aan de FabLearn Conferentie in Middelfart, Denemarken, woonde ik een lezing bij van Amos Blanton. Hij sprak over zijn project 'Playing With The Sun' en zijn onderzoek naar 'Scenius'. Het was een zeer interessante lezing, waarover ik meer...
Terugkomend op de kernvraag van de theorie van Erikson, is de faciliterende coach dus essentieel om het geloof in eigen kunnen te versterken bij het starten van een uitdagende opdracht. Hierbij is het begeleiden van de design circle van groot belang.
Een treffend voorbeeld van hoe het niet moet, is het gevoel van deze leerling. De leerling wil de toets niet maken omdat hij niet meer gelooft dat het zin heeft. Daarnaast legt de leerling alle verantwoordelijkheid bij de docent.